Zuiderkerksteeg 6 (1989)

Restauratie en behoud

Uit bouwhistorisch onderzoek van de vereniging Oud Enkhuizen blijkt dat het gebouw stamt uit de 17e eeuw. Het voormalig koetshuis (rijksmonument) verkeerde reeds jaren in een zeer vervallen staat.

Na veel overleg heeft Stadsherstel met de eigenaar een overeenkomst gesloten, die er op neer komt dat Stadsherstel het pand restaureert voor rekening en risico van de eigenaar op voorwaarde dat de lasten voor een periode van 10 jaar door huuropbrengsten zouden worden gedekt. Daartoe is een huuroverkomst gesloten met de N.V. Stadsherstel Enkhuizen, die als onderverhuurder het pand op de markt heeft gebracht.

Om reden van financiële aard was het van belang dat Stadsherstel ten tijde van de uitvoering van het werk “eigenaar” van het pand was. Daartoe is voor de duur van de restauratie een tijdelijk recht van opstal gevestigd.

Het pand was in de loop der jaren dermate vervallen, dat de restauratie geleek op een totale herbouw. De indeling van de voorpui is geheel gereconstrueerd op basis van de resultaten van het bouwhistorisch onderzoek, uitgevoerd door wijlen Peter Bakker (bestuurder van de vereniging Oud Enkhuizen).

Het werk is meervoudig onderhands aanbesteed onder twee lokale bedrijven.

In januari 1990 is het geheel gerestaureerde eigendom weer terug geleverd aan de oorspronkelijke eigenaar. Op 27 januari 1990 is “open huis” gehouden.

Architect:Hangelbroek-Gouwetor Architecten (Hoorn).
Aannemer:Enkhuizer Aannemers Bedrijf EAB (Enkhuizen).
Jaar:1989.

Als er een pand is dat lange tijd de aandacht van Stadsherstel heeft getrokken, dan is dat wel het pand Zuiderkerksteeg 6 aan de voet van de Zuiderkerk. Het is lange tijd dichtgespijkerd en buiten gebruik geweest. Bij de inventarisatie van rijksmonumenten, na invoering van de Monumentenwet in 1962, werd Zuiderkerksteeg 6 niet als zodanig aangemerkt. De Vereniging Oud Enkhuizen was zich bewust van de historische kwaliteit van het pand en de toenmalige voorzitter, de heer R.K.H. van der Feltz van der Sloot, heeft zich er persoonlijk voor ingespannen dat het pand alsnog op de lijst werd geplaatst.

Het pand was eigendom van de heer Jac. Glas, de slager die in een ander fraai pand, “de Ossenkop”, zijn bedrijf uitoefende. Voor dat bedrijf was het bouwvallige pandje aan de Zuiderkerksteeg, op het achtererf van de slagerij, van geen belang. Verkoop was, met het oog op toekomstige ontwikkelingen niet bespreekbaar en dat was zakelijk, uit het oogpunt van Glas bezien, begrijpelijk.

De uitdaging van Stadsherstel was dan ook om een formule te vinden waarbij Glas het eigendom zou behouden, Glas geen noemenswaardige kosten zou hebben en het pand wél zou worden gerestaureerd. Na veel overleg en gecijfer waren de partijen het eens. Stadsherstel heeft voor eigen rekening en risico het restauratieplan voorbereid, de vergunningen en subsidies aangevraagd en het werk aanbesteed.

Vervolgens is er met Glas overeengekomen dat Stadsherstel, middels een tijdelijk recht van opstal, het eigendom verwerft, de restauratie voor eigen rekening uitvoert en nadien het gerestaureerde goed tegen kostprijs aan Glas teruglevert. Echter onder het beding dat Stadsherstel (de N.V.) het pand voor een periode van tenminste 10 jaar huurt van Glas. Door onderverhuur heeft Stadsherstel alle gemaakte kosten zonder problemen kunnen goedmaken.

Bouwhistorie

De huidige indeling van de voorgevel is een logisch uitvloeisel van een studie die Peter Bakker, toenmalig bestuurslid van de Vereniging Oud Enkhuizen, van het pand heeft gemaakt. In de puibalk, de grote balk boven de kozijnen in de voorgevel, zijn kepen aangetroffen op de plaats waar vroeger kozijnstijlen gezeten moeten hebben. Het indelingsritme dat daaruit volgt, in combinatie met de ondiepe sponningen (glas-in-lood), wijst duidelijk in de richting van een zeventiende-eeuwse pui. De alsdan gereconstrueerde vorm is een variant van het zogenaamde kloosterkozijn.

Toen de aanwijzingen voor de zeventiende-eeuwse pui zich zo duidelijk aftekenden, moest worden aangenomen dat ook de hoofdvorm op enig moment moet zijn aangepast. In de zeventiende eeuw werden de panden met topgevels gemaakt en in die zin is het aangetroffen schilddak een vreemde dakvorm. Het ligt heel erg voor de hand dat het pand van oorsprong van een trapgevel was voorzien, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen gevonden.114

De onderhandelingen met Glas zijn nog enigszins bemoeilijkt door een discussie die Stadsherstel in die tijd voerde met de belastingdienst. De inspecteur merkte de subsidie aanvankelijk aan als een zogenaamde prijssubsidie en niet als een bijdrage in de onrendabele top. Een prijssubsidie zou deel uitmaken van de door de restauratie aangebrachte “toegevoegde waarde” en die zou dan met BTW worden belast. Uiteindelijk heeft Stadsherstel kunnen aantonen dat de subsidies dienen om de onrendabele top van de restauratie te dekken. De (markt)waarde na restauratie is (beduidend) lager dan de som van de inkoopwaarde en de restauratiekosten. Om dat gat te dichten wordt nu juist subsidie gegeven.

Een gevolg van die discussie was wel dat Stadsherstel vanaf dat moment werd aangemerkt als hoofdaannemer, omdat ze “meer dan sporadisch” monumenten restaureert en zelf de regie over het (ontwikkelings)proces voert.
Stadsherstel heeft ervan moeten afzien om in het pandje een woninkje te vestigen, omdat er dan een mogelijk potentiële klager te dicht bij de slagerij zou komen wonen. Het pand is, naar ontwerp van Hangelbroek-Gouwetor Architecten uit Hoorn, ingericht als een studio, met een paar basisvoorzieningen (kitchenette en toilet).

Het werk is uitgevoerd door het Enkhuizer AannemersBedrijf EAB (bouwkundig), De Graaf-Schenk (elektrische installatie), Installatiebureau Rutgers B.V. (centrale verwarming) en Boon’s Schilderbedrijf (schilderwerk).

De bewoners

De bewoner van Zuiderkerksteeg 6 was Jacob Noblet zo bleek uit het stadsarchief van Enkhuizen bij de schepenen en bestuurders op 21 november 1678. Op die datum deed Jacob Noblet afstand van zijn ‘nalatenschap’, bestaande uit het door hem bewoonde huis, met een huis op de Breedstraat en een tuin op het Lazaruspad. Meestentijds gebeurde dat als de eigenaar niet aan zijn belastingverplichting kon voldoen. De curatoren Sieuwert Lakenman en Fredrik de Jong werden door de schepenen aangesteld om dit alles goed af te handelen.115

Al twee dagen later was alles geregeld. Als ‘De heren van de geregte uit kragte van vrijwillige afstand, discreet een huis verkopen’ was onder de aanwezigen de lakenkoper Jurriaan Freeks van Wilsum en hij kwam voor ƒ 310 in het bezit van het huis Zuiderkerksteeg 6. Wel echter onder de voorwaarden dat de koper de helft van het bedrag aankomende woensdag zal betalen en de wederhelft op ’Alderheiligen’ van het jaar 1679.116

Jurriaan van Wilsum bezat meerdere huizen, waaronder het monumentale huis Westerstraat 15 en een groot buitenverblijf aan het Handvastwater, genaamd ‘Wilsumburg’. Een man dus met geld zogezegd …

Na zijn overlijden werd op 9 mei 1714 door de erfgenamen Aaltje Joris, Neeltje Pieters en IJtje Auckes het huis in de Zuiderkerksteeg en het Westerstraathuis, voor de helft verkocht aan Elbert Bosman, gehuwd met Wiebregje Sombeek en Trijntje Dirks en haar man Frans Sombeek, erfgenamen van de wederhelft.117 De percelen bleven van 1714 tot 1782 in bezit van de familie Sombeek.

De koopman Simon Mosesz kwam op 30 augustus 1782 in bezit van de huizen voor een bedrag van ƒ 425.118

In 1786 prijkte een nieuwe naam op de woningbezitterslijst en die luidde Jan Blikkenhorst. Hij kocht twee huizen, één aan de Zuiderkerksteeg en één daarachter bij de Zuiderkerk. Daardoor werd de koopsom natuurlijk hoger en stond die genoteerd op ƒ 950.119

Op 73-jarige leeftijd droeg hij de panden over voor een jaarlijks lijfrente van ƒ70 aan eene Roelof Marna.120

Roelof Marna was meester-schoenmaker en met zijn vrouw Pietertje Kruiff kocht hij de beide percelen op 12 september 1788. Ze waren al hoogbejaard als ze de woning in de Westerstraat 15 met pakhuis uitkomende bij de Zuiderkerk (een lederwarenhandel en schoenmakerij) als geschenk gaven aan hun zwager en broer Meindert Kruiff als dank voor de goede zorgen en ‘broederlijke genegenheid’ die zij van hem hadden ontvangen bij het ouder worden.121

De leer- en schoenmaker bofte maar met het legaat van zijn familie en werkte met veel plezier in de verkregen percelen. Edoch, aan alles komt een einde en zo ook aan het leven van Meindert Kruiff die in 1860 afscheid moest nemen van het aards bestaan.

Voor notaris Petrus Gerardus Duker verschenen op 19 juli 1860 zijn erfgenamen. In zijn testament had Kruiff laten vastleggen dat het woonhuis in de Westerstraat met het pakhuis (kadaster F 205, groot 36 ca) en in de Zuiderkerksteeg met de aanwezige goederen, aan zijn dienstknecht Klaas Vijzelaar moest worden gelegateerd.

Klaas Vijzelaar nam de voorraad goederen dankbaar aan, zoals gemaakt en ongemaakt lederwerk, gereedschappen, winkelwaren, schalen met gewichten en wat nog verder tot het bedrijf hoorde.
Maar Meindert Kruiff had wel één voorwaarde gesteld bij de schenking: Klaas Vijzelaar was verplicht gedurende twintig jaar aan de drie nichten van de overledene, elke week één gulden uit te keren en dat bij het overlijden van één van hen de gelden aan de anderen moesten worden uitbetaald.122

Op 4 maart 1864 nam de goud- en zilverkashouder Dirk Bezaan beide percelen over tegen een betaling van ƒ 1.200.123

De vleeshouwer Willem Schimmel was zeer geïnteresseerd in de panden en op 2 mei 1887 werd de koop geregeld voor ƒ 3.000. Schimmel richtte een verzoek aan het gemeentebestuur of hij een slagerij in het pand mocht beginnen. De vraag werd positief beantwoord.124

Vierentwintig jaar gingen voorbij als Pieter Peereboom, eveneens slager van beroep, op 2 mei 1911 bij een notariële akte zich eigenaar mag noemen van het woon-/winkelhuis met erf, stal en pakhuis (kadaster E 1342 – E 1343). De huizenprijzen bleken gestegen, want Peereboom betaalde ƒ 5.000 voor het geheel.125

Van vleeswaren stappen we over naar zoetigheid, want banketbakker Willem Mulstege ging zijn klanten verwennen met gebak en koeksoorten. Dat was weer eens heel wat anders. Op 2 september 1922 zette hij zijn handtekening onder het koopcontract en tegen een betaling van ƒ 9.000 ging hij met de bakkerij van start.126

Of de baklucht te sterk werd weten we niet, maar er vestigde zich toch weer een slagerij in de panden: een winkel/woonhuis met erf en slachtstal. Notaris Dirk Veenenbos regelde het transport op 14 september 1928 en voor ƒ 9.300 werd Friedrich Heinrich Wilms de nieuwe slager en hij ging met enthousiasme aan het slachten en worsten maken.127 Dat deed hij lange tijd, wel eenenveertig jaar!

Het bleef een slagerij ook toen in 1969 Jacob Glas het bedrijf overnam. Dat bleek uit het kadasterregister.

__________

114 Frans Chattellon, Afbraak of restauratie in Steevast, jaarboek van de vereniging Oud Enkhuizen Enkhuizen 1987
115 Hoorn, Westfries Archief (WFA), Stadsarchief Enkhuizen (SAE) 4921
116 Hoorn, WFA, SAE, 4923
117 Hoorn, WFA, SAE, 4962
118 Hoorn, WFA, SAE, 4976
119 Hoorn, WFA, SAE, 4977
120 Hoorn, WFA, SAE, 4978
121 Hoorn, WFA,Notarieel Archief Enkhuizen (NAEh) 1578 (aktenummer 53)
122 Hoorn, WFA, NAEH, kantoor II.43 (aktenummer 4459)
123 Hoorn, WFA, NAEH, kantoor I.36 (aktenummer 73)
124 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor II.122 (aktenummer 7358)
125 Hoorn, WFA, NAEH, kantoor I.118 (aktenummer 118)
126 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor I.164 (aktenummer 328)
127 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor I.118 (aktenummer 420)

Zuiderkerksteeg 6 is lange tijd dichtgespijkerd geweest en was bijna opgeheven.
Vergeten monument kan op tijd gered
worden. Enkhuizer Courant.
Het voorgevelkozijn kon door
aanwijzingen in de puibalk (pengaten) worden gereconstrueerd.
De voorgevel van het pand in het najaar van 2012.
Het interieur, zicht op de voorgevel.
De sleutelstukken in Zuiderkerksteeg 6
Wat overbleef van het monument was (een deel van ) de kap.
De geconstrueerde pui is op de bouwplaats in elkaar gezet.