Paktuinen 12 (2012)

Restauratie en behoud

Het pakhuis had oorspronkelijk een lage begane grond, twee verdiepingen en twee zolders. De huidige voorgevel is opgetrokken uit warm rode baksteen in kruisverband. Het zijn bakstenen zoals die gebruikelijk waren in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Uit de blokvormige naad tussen de voorgevel en de zijgevels is af te leiden dat de voorgevel van latere datum is dan de rest van het gebouw. De grote deuren in de voorgevel dateren uit het begin van de 20e eeuw, toen in het gebouw De Pelikaan, de bodedienst van gebroeders Ruiter was gevestigd. Voor dat doel is de vloer van de 1e verdieping geheel verwijderd; de inkassingen van de balken zijn nog duidelijk zichtbaar in de zijgevels.

Het pand is op 7 december 2009 door Stadsherstel, “namens een nader aan te wijzen meester”, aangekocht en nog in diezelfde maand (door)geleverd aan de Stichting Woondiensten Enkhuizen, nadat is overeengekomen dat Stadsherstel het gehele pand voor eigen risico zal restaureren en daarin drie appartementen gaat realiseren.

Voor het realiseren van de woonfunctie was een bestemmingswijziging noodzakelijk. Daarvoor heeft Stadsherstel een stedenbouwkundige onderbouwing moeten leveren. De gemeenteraad heeft op 3 april 2012 met die wijziging ingestemd.
Voordat de feitelijke ontwikkeling van start kon gaan, hebben Stadsherstel en de gemeente een z.g. anterieure overeenkomst gesloten, waarin tal van zaken zijn geregeld; parkeren, grondruil en wie de kosten van eventueel planschade zal dragen.

De uitvoering door Stadsherstel, voor eigen rekening (en risico), aan het Enkhuizen Aannemers Bedrijf (EAB) opgedragen. Stichting Woondiensten Enkhuizen heeft die restauratie weer in termijnen, naar rato van vordering van de werkzaamheden, aan Stadsherstel voldaan.

Architect:TPAHG Architecten (Hoorn).
Aannemer:Enkhuizer Aannemers Bedrijf EAB (Enkhuizen).
Jaar:2012.

De beschrijving in het monumentenregister is kort: Vrijstaand pakhuis aan de waterkant, aan de voorzijde vernieuwd, overigens 17e- 18e-eeuws pakhuis van steen met topgevel waarin twee lichtkozijnen aan de waterkant. Het pand is gebouwd in opdracht van de West-Indische Compagnie (WIC) en veel later in gebruik geweest als zaadpakhuis voor de Naamloze Vennootschap Sluis & Groot, Koninklijke zaadteelt en zaadhandel. Op 28 december 1928 is het pand voor ƒ 3.600 verkocht aan Floris Ruiter Bertuszoon te Enkhuizen.

De Pelikaan

Het was die Floris Ruiter die het pand “geschikt” maakte voor zijn bodedienst. Daartoe is de eerste verdiepingsvloer verwijderd, een betonvloer op een ophoging aangebracht en in de onderpui een grote garagedeur geplaatst om de auto’s naar binnen te kunnen rijden. Resten van de verwijderde vloer zijn nog in het pand achtergebleven. De bodedienst van Ruiter, De Pelikaan, die vanuit Enkhuizen expeditie onderhield naar Hoorn, Sneek en Leeuwarden heeft daar tot ca. 1982 gefunctioneerd. Daarna is het pand nog slechts gebruikt voor opslag en was er geen direct (bedrijfs)belang meer tot het plegen van onderhoud. Al die tijd is de boedel van Floris Ruiter onverdeeld gebleven. Intussen waren er veel nazaten met een belang en kwam het pand ruim 25 jaar na de sluiting van het bedrijf op de markt.

Aankoop

De overwegingen van Stadsherstel om aan het project te beginnen waren meerledig. Ten eerste was er een groot aantal jaren geen onderhoud gepleegd en liep het pand risico. Daarnaast betreft het het laatst overgebleven pand van de West Indische Compagnie op zijn oorspronkelijke locatie. Een ander pand van de WIC is op de Wierdijk, in aangepaste vorm, herbouwd met minimaal hergebruik van oorspronkelijke materialen. Duidelijk was dat het pand, in deze tijd voor een bedrijfsmatige bestemming geheel ongeschikt is geworden. De verdiepingshoogten zijn beperkt en het verticale transport is te bezwaarlijk voor een efficiënt gebruik. Echter voor het dekken van de kosten van de noodzakelijke restauratie is een sterke kostendrager onontbeerlijk. Uit een grondige verkenning, qua inrichting en kosten, door de directeur, bleek dat restauratie en de inrichting tot drie appartementen realiseerbaar zou moeten zijn. Verkoop van die appartementen in de markt zou (te) veel risico met zich meebrengen. Stadsherstel is daarom zeer content met de overeenkomst die ze met de Stichting Woondiensten Enkhuizen heeft kunnen sluiten, waarbij stadsherstel restaureert en Woondiensten (Welwonen) de appartementen na restauratie in exploitatie neemt. Het eigendom is op 7 december 2009 door Stadsherstel voor € 300.000 gekocht van de familie Ruiter en op 21 december 2009 rechtstreeks aan de Stichting Woondiensten Enkhuizen geleverd.

Het ontwerp

Het restauratieplan is in een bouwteam ontwikkeld en vormgegeven door TPAHG-Architecten uit Hoorn; het Enkhuizer Aannemers Bedrijf EAB is de
beoogd aannemer die deel uitmaakt van het bouwteam. Uitgangspunt is dat vorm en de constructie van het pand zo veel mogelijk gehandhaafd blijven. De betonvloer en de demping uit 1928 worden weer ongedaan gemaakt en de verwijderde vloer weer teruggebracht, enerzijds om het pand weer zijn oorspronkelijke gedaante terug te geven, anderzijds levert het extra wooncapaciteit op. De grote garagedeuren verdwijnen en de onderpui wordt in de geest van voor 1828 opnieuw ingevuld: een stoep voor de deur naar de eerste verdieping (woning1) en een centrale ingang (rechts) voor de hoger gelegen maisonnettes (woningen 2 en 3). Woning 1 heeft een buitenruimte (terras) aan het water; de maisonettes hebben elk een Frans balkon, woning 2 met uitzicht op de Paktuinen en woning 3 met uitzicht op de haven.
Het pand wordt voorzien van een geheel nieuwe fundering en maximaal (thermisch en akoestisch) geïsoleerd. De woningen krijgen het comfort van een nieuw huis; comfortabel wonen in een voormalig pakhuis. De uitvoering is gepland in het derde kwartaal van 2012.

Voorgevel

De huidige voorgevel is opgetrokken uit rode baksteen in kruisverband. Dergelijke bakstenen waren gebruikelijk in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Een onregelmatige bouwnaad met blokvormige uitstulpingen scheidt de voorgevel opzij van de uit gele baksteen opgetrokken zijgevels. De begane grondverdieping en de verdieping daarboven hebben een onderpui uit het begin van de twintigste eeuw met grote schuifdeuren. Op de bovenste verdieping zit links een deur en rechts daarvan twee bolkozijnen met luiken. Deze lijken later te zijn aangebracht, omdat de bakstenen langs de dagkant zijn afgekapt: in het metselverband aan weerszijden van het venster is geen rekening gehouden met een rechtstand. Aanwijzingen voor de vroegere vensterindeling zijn niet te vinden. De onderste zolder heeft in deze gevel twee bolvensters met luiken, de bovenste één bolvenster. Ook deze openingen lijken later te zijn aangebracht. Op oude foto’s van de oude toestand is nog te zien dat de verdieping voor de verbouwing uitsluitend viel te bereiken langs een houten trapje tegen de buitenkant van de gevel. De begane grond beschikte over een eigen deur. Ook is de hijsbalk boven de bovenste deur links in de voorgevel nog zichtbaar. Deze hijsbalk is ondertussen verdwenen zonder dat deze duidelijke sporen heeft achtergelaten.

Zijgevels

De zijgevels en de gevel aan de Oude Haven zijn opgetrokken uit gele baksteen. Op ongeveer anderhalve meter boven het maaiveld bevinden zich in zowel de linker als in de rechter zijgevel inkassingen voor twaalf balkkoppen. Daarboven zitten aan beide zijden nog eens twaalf dichtgezette inkassingen voor een hogere balklaag. De hoogte en de verdeling van de balkkoppen in de lengte komt exact overeen met de onderste verdwenen balklaag van het pakhuis en de balklaag van de verdieping daarboven. De vloeren van de pakhuizen die vroeger naast Paktuinen 12 hebben gestaan, telden dus evenveel balken en bevonden zich op dezelfde hoogte als die van Paktuinen 12. Dit doet vermoeden dat Paktuinen 12 een onderdeel vormde van een pakhuismeerling. Links en rechts moeten in ieder geval pakhuizen hebben gestaan met een gelijke indeling in verdiepingen en evenveel balken. De huidige bolkozijnen in de zijgevels (aan beide zijden vier) kunnen uiteraard pas zijn aangebracht nadat de buurpanden waren verdwenen. Afgaande op de historische plattegronden moet dat ergens aan het einde van de achttiende of in de eerste twee decennia van de negentiende eeuw zijn geweest. Boven de balklaag van de verdieping bevat het muurwerk relatief veel meer rode baksteen. Dit lijkt met een andere partij stenen te zijn gemetseld.

Gevel aan de Oude Haven

De gevel aan de kant van de Oude Haven is tegelijk met de zijgevels opgetrokken. Onderin de gevel bevindt zich links en rechts een later aangebrachte deur en daartussen twee kleine, met rode baksteen dichtgemetselde rondboogopeningen. De boog van deze vroegere openingen bestaat uit dezelfde metselsteen als de rest van het muurwerk. De vroegere rondboognissen maakten deel uit van de oorspronkelijke gevelcompositie.
In het metselwerk zijn drieklezoren toegepast. Dit wijst er op dat het metselwerk uit de achttiende eeuw dateert. In de zeventiende eeuw werden vaak gewone klezoren gebruikt.

Aan de binnenzijde zit in de linker rondboogopening (van binnenuit gezien) nog een ijzeren tralie. Het is denkbaar dat de gevel oorspronkelijk naast deuren beneden uitsluitend dergelijke openingen had. Deze zorgden voor een goede ventilatie. In dat geval zal het horizontale transport in het pakhuis door luiken en een hijsinstallatie aan de binnenzijde hebben plaatsgevonden. Hijsbalken aan de buitenzijde waren dan ook niet nodig. In de steden aan de kust van de Oostzee waren pakhuizen met een inwendige hijsinstallatie regel.
De twee vroegere verdiepingen hebben elk een ruim luik met twee deuren in het midden met aan weerszijden daarvan een bolvenster met luiken. Deze openingen zijn later in de gevel gekapt en maken geen deel uit van de oorspronkelijke gevelindeling. De onderste zolder vertoont net als aan de voorzijde twee bolkozijnen met luiken, helemaal bovenin zit een klein kozijn met een luik. Deze openingen moeten eerst later zijn aangebracht, omdat de rechtstanden in het muurwerk zijn gekapt. De schouders zijn versierd met een dekplaat en de tuit met een uitstekend ijstje. Langs de toplijn zitten vlechtingen.

De indeling van de kozijnen in de zijgevels (bolkozijnen) komt overeen met die in de voor- en achtergevel. Aangezien het pakhuis onderdeel vormde van een meerling, kunnen de bolkozijnen in de zijgevels op zijn vroegst dateren uit het einde van de achttiende eeuw, na de sloop van de buurpanden. Vermoedelijk stamt uit deze tijd ook de indeling van de voor- en de achtergevel.

INWENDIG

Begane grond

Beneden vertoont het pakhuis aan beide zijgevels een verzwaarde plint met aan de bovenzijde daarvan in totaal 12 inkassingen. Met de balken tegen de voor- en achtergevel telde de verdwenen balklaag in totaal veertien balken. Van de balk aan de achterkant resteert nog een afgezaagde balkkop. Er moet dus een lage begane grond zijn geweest. Het oorspronkelijke vloerniveau lag ongeveer 80 centimeter lager dan het huidige. Bij een recent uitgevoerd funderingsonderzoek kwam op die diepte een vloer van gele baksteen aan het licht. De onderste balklaag met vloer is waarschijnlijk in het begin van twintigste eeuw verwijderd. Op de nog aanwezige tweede verdieping loopt in de lengteas een onderslagbalk op standvinken. Deze constructie steunde oorspronkelijk op de onderslagbalk op standvinken van de eerste verdieping. Ook op de begane grond steunden standvinken een onderslagbalk. Bij het funderingsonderzoek kwamen bakstenen poeren tevoorschijn waarop de standvinken stonden. Deze constructie van onderslagen en standvinken op de begane grond en de verdieping erboven is bij een twintigste-eeuwse verbouwing
vervangen door een stalen I-balk bovenin de benedenruimte. Hierdoor ontstond beneden een hoge, ongedeelde ruimte. Oorspronkelijk bestond de benedenruimte van het pakhuis dus uit twee bouwlagen, die elk twee beuken telden.

Bovenste verdieping

Op de bovenste verdieping deelt een grenen onderslag op vijf vrijstaande, grenen standvinken (en een deurpost) en twee standvinken tegen de voor- en achtergevel de ruimte in tweeën. De lichtere deurpost nabij de achtergevel wijst er op dat de twee beuken door een houten wand waren gescheiden. Bij het verwijderen van de onderslagen beneden en het aanbrengen van de stalen I-balk zijn de standvinken en de onderslag iets gezakt. Daardoor bood de onderslag niet meer voldoende steun aan de balkenlaag. Om die reden zijn tussen de onderslag en de balken die daar dwars overheen lopen in de meeste gevallen een of meerdere klossen aangebracht.

Kap

De kap telt zeven grenen A-spanten, bestaande uit twee benen, een tussenbalk, ondersteund door korbelen. Telmerken lijken niet te zijn aangebracht. De tussenbalken en de bovenzijde van de korbelen zijn bevestigd met een pen-en-gatconstructie. De onderzijde van de korbelen zitten vast met gesmede nagels. Tussen twee spanten zitten telkens vijf sporen. Enkele schoren zorgen voor extra stijfheid in de lengterichting van de kap. De panlatten zijn bevestigd met touwtjes, een methode die in Enkhuizen tot ver in de twintigste eeuw gebruikelijk was. Over de tussenbalken van de spanten is een vloer gelegd. De kap lijkt tijdens een opknapbeurt tenminste voor een deel vernieuwd te zijn.

DATERING

Recent dendrochronologisch onderzoek, uitgevoerd in maart 2013 heeft aangetoond dat het pakhuis in de eerste helft van de achttiende eeuw gebouwd is. Hierop duidt ook het gebruik van drieklezoren in het metselwerk. Het lijkt erop dat de zeventiende-eeuwse pakhuizen, die op de verschillende stadsplattegronden staan, gesloopt zijn. Bij de achttiende-eeuwse herbouw van dit pakhuis kunnen de bakstenen uit de voorgevel hergebruikt zijn.

De eigenaren

Koopman Jacobus Walchring is vóór 1708 in het bezit van het pand met erf, gelegen aan de noordzijde van de Paktuinen. Maar Walchring kon niet aan zijn financiële verplichting voldoen en moest het huis dus verkopen.
De eigenaar is tweemaal getrouwd geweest, de eerste keer met Antje Pieters en de tweede maal met Aafje van Loosen.

Op 31 januari 1708 was er een veiling van huizen, wegens een achterstand in de betaling van de verponding. Bij deze veiling was aanwezig Caspar Robbertz Oosterend, ook koopman van beroep, en hij werd de nieuwe eigenaar van een oud pand voor een bedrag van slechts ƒ 40, maar moest het pand wel onder bepaalde voorwaarden herstellen.

Dertig jaar later, 21 april 1735, kon de zoon van de eigenaar, Pieter Oosterend het zich permitteren het pakhuis met korenzolders voor een bedrag van ƒ 200 aan te kopen.

Caspar Oosterend had het vier jaar later weer in zijn bezit. Door de belending van de naastgelegen percelen bij het onderzoek te betrekken, bleek dat Caspar in 1765 met Jacob de Jong, al eigenaar is van het ten oosten gelegen pakhuis. Ook hierin zijn korenzolders. Op 16 januari 1779 verscheen een gemachtigde van Caspar Oosterend voor de schepenen van de stad, waar het huis en erf, zijnde een pakhuis aan de noordkant van de Paktuinen, voor ƒ 250 aan Jan Dirksz Bakker werd overgedragen. De laatste vergrootte zijn bezit in 1781 door het naastgelegen pakhuis met korenzolders over te nemen.

Koopman Joseph Mozes Adolf kocht op 24 februari 1802 het pakhuis voor ƒ 100. Had Jan Bakker nu verlies geleden?

Graanhandelaar en grutter Jacob Moll, eigenaar van een winkel met de naam ‘De Kamper Gortmolen’ in de Westerstraat, verscheen op 13 september 1802 voor de schepenen en kreeg het perceel in de Paktuinen voor de som van ƒ 150 in eigendom. Het werd gebruikt voor de opslag van granen.

Zoon Gosse Gorter Moll verscheen met zijn vader op 21 mei 1831 op het notariskantoor, alwaar het pand met het winkelhuis in de Westerstraat op naam van de zoon werd overgeschreven. Genoemd werd het bedrag van ƒ 2.500. Als bijzonderheid kan nog vermeld worden dat de heer Moll sr. in 1851 het huis, Westerstraat 152 met tuin, schonk voor de oprichting van een Armenbewaarschool.

Sluis en Groot Koninklijke Zaadteelt en Zaadhandel te Enkhuizen

Simon Groot Szn kwam op 9 februari 1903 bij notaris Matthijs Boll en tekende namens de firma de overdracht van het pakhuis, groot 1.82 are.
De overeengekomen prijs was ƒ 3.000. In 1928 had de firma het pakhuis niet meer nodig en Pieter Sluis Nzn verkocht het als lid van de Raad van Bestuur van de NV ‘Sluis en Groot Zaadteelt en Zaadhandel’ en als lasthebber van de overige leden van de Raad van Bestuur.

Vrachtrijder Floris Ruiter Bzn begeeft zich op 28 december 1928 naar het café De Doele waar notaris D. Veenenbos het pakhuis aan de Paktuinen met bijbehorende grond, groot 1.82 are zal veilen. Hierbij is, volgens het kadaster, onder het te verkopen goed inbegrepen een strook grond aan de voorzijde van het perceel met een lengte van 9,50 meter tot aan de rooilijn. De koopakte komt op naam van Ruiter te staan. Na aankoop vond er een verbouwing plaats, waarna de bodedienst ‘De Pelikaan’ van de familie Ruiter in het pand werd ondergebracht.

Stichting Stadsherstel heeft het pand in 2009 gekocht en meteen in eigendom overgedragen aan Stichting Woondiensten Enkhuizen.

Pakhuis uit de tijd dat het nog voor de opslag van zaden werd gebruikt (ca. 1900)

Omstreeks 1949; De Pelikaan heeft z’n intrek genomen in Paktuinen 12.
DE vloer van de 1ste verdieping is geheel verwijderd om de auto’s en de goederen van De Pelikaan te kunnen stallen.
Schetsplan “Herbestemming Paktuinen 12 te Enkhuizen.

De paktuinen 12. Foto 2010
De voorgevel is van latere datum, getuige de bouwnaad en de afwijkende steen.
Een van de dichtgezette inkassingen. foto 2010.
De linker dichtgemetselde rondboogopening. Foto 2010.
De tweede verdieping van het pakhuis. foto 2010.
De zolder van het pakhuis. foto 2010.