Dijk 86 (1974)

Restauratie en behoud

Dit pand (rijksmonument) werd, tezamen met het pand Dijk 84, onmiddellijk na oprichting eigendom van de n.v.

Het kleine eenvoudige pand, dat toch nog heel wat ruimte biedt, was heel vroeger een woonhuis, maar werd de laatste tijd als pakhuis gebruikt. Het restauratieplan is in eigen beheer opgesteld.

Architect:D. Ybema (oud-directeur Gemeentewerken).
Aannemer:Ramkema & Dangermond (Enkhuizen).
Jaar:1974.

Dit gedeelte van de Dijk vormde samen met het Waaigat en de Paktuinen een oud industrie- en havengebied. Het pakhuis op Paktuinen 12 vormde onderdeel van een omvangrijk zeventiende-eeuws pakhuizencomplex. Nog tot ver na de Tweede Wereldoorlog was aan de Paktuinen de papierfabriek van Van der Spruyt en aan het Waaigat de kolen- en olieopslagplaats van Sietses gevestigd.
Op het Waaigat stonden ook nog enkele zeventiende-eeuwse pakhuizen. Die zijn verplaatst naar de Wierdijk en vormen een onderdeel van het binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum.
Dijk 86 bestaat uit een souterrain (bereikbaar via de poort), een begane grond, een verdieping en een zolder. Het pand maakt deel uit van een rij pakhuizen aan de Dijk.
Het pand is aangekocht van de heer Van Os (Den Helder).
Het restauratieplan is in eigen beheer door Stadsherstel ontwikkeld; de heer Ybema (oud-directeur gemeentewerken) schreef het bestek en maakte de tekeningen.

Vanwege de beperkte financiële middelen is het pand eerst (door)verkocht aan mevrouw Dieuwertje van der Spruijt (1900) voor de som van ƒ 13.000, die vervolgens aan Stadsherstel opdracht gaf voor de restauratie, ten bedrage van ƒ 104.700. De subsidies van Rijk, Provincie en Gemeente komen ten goede aan Stadsherstel. Het werk is onderhands in onderdelen aanbesteed; Ramkema & Dangermond (bouwkundig), Waaijer warmte- en luchttechniek b.v. (centrale verwarming), Hildering (elektrische installatie) en Fa. De Vries “’t Luifeltje” (schilderwerk). De restauratie is in augustus 1974 voltooid.

Bouwhistorie

Dijk 84 en 86 zijn dijkhuizen. Deels in het dijklichaam zit nog een kelderverdieping. De hoge dijken rond de Oude Haven waren nodig vanwege de open verbinding van de haven met de Zuiderzee.
Binnen is de oude functie van pakhuis nog te zien aan de zeer zware balken. De balken van de eerste en tweede verdieping liggen als gebruikelijk evenwijdig aan de voorgevel. Die van de zolderverdieping liggen haaks op de voorgevel. Zo ontstond een zeer lange overspanning. Je zou dan onderslagbalken of standvinken verwachten om het gewicht op te vangen. Die zijn in de loop van de tijd verdwenen. De kap is blijkbaar al eens vernieuwd geweest, mogelijk in de negentiende eeuw. De spanten met kreupele stijl, blokkeels en korbelen dragen het schilddak.
Wat opvalt is dat de balken van de zoldervloer over de langste overspanning zijn gelegd zonder dat een onderslagbalk is aangebracht om die overspanning te reduceren.

De bewoners

Wie zou nu niet willen wonen in een monument dat in het oudste stadsdeel staat met de Drommedaris in het vizier? Het zijn er zonder twijfel velen geweest. Ook toen al wisten mensen uit een ver verleden, dat wonen op de Dijk status gaf aan je bestaan.
We willen eens nagaan wie er allemaal gewoond hebben op Dijk 86, een rijksmonument. Maar dat is een uitdrukking die de toenmalige bewoners niet kenden.We beginnen met de vroegst bekende bewoner: Frans Aaldertz.1

Het pand kwam in zijn bezit in 1729, maar al spoedig verkocht hij zijn eigendom voor de som van 115 gulden. Er werd geen acte opgemaakt door de notaris, want de overdracht vond plaats voor de schout en schepenen. En daaruit bleek dat de nieuwe bezitter Cornelis Nanningz heette.2

Op 23 maart, nog binnen het jaar, deed hij het pand alweer van de hand en werd de weduwe van Claas Eldertz, Catelijntje Dirks, eigenares van het huis. Ze legde er 150 gulden voor op tafel. Aan de westkant van het huis lag een zogenaamde overslag.3

Uit een ’aanzegceduul’ uit 1763, een naamregister dat werd gebruikt om aan de personen die daarin worden genoemd mededeling te doen van een huwelijk of overlijden, stond in dit register het adres van een zekere Luijt Freekz Hoogland, die het pand in zijn bezit had. Waarschijnlijk was dit de dagboekschrijver Luijt Hoogland.4 Van een officiële handeling van overdracht of prijs is niets bekend.

Het beviel Luijt Freekz blijkbaar goed, want hij had de woning 16 jaar in zijn bezit. Op 16 januari 1779 verkocht hij het aan de heren Rieuwert Ruurdsen en Bernardus Blok. Zij telden er ƒ 105 voor neer.5

Maar deze twee heren deden het al na enkele maanden van de hand door het
vinden van een nieuwe koper, Ariën Schoon. De prijs bedroeg ƒ 100. Ruurdsen en Blok hadden met deze verkoop dus geen winst gemaakt, eerder verlies geleden.6

Op 11 september 1786 betaalde Guurt Hendriks 80 gulden voor zijn nieuw bezit. Dat gebeurde voor de schepenen. Maar na drie jaren wilde hij het alweer kwijt en droeg het over aan de weduwe van Harmanus Barends, een geldsom werd niet genoemd.7
Rieuwert Blok en zijn vrouw Liepje Scheltus waren de nieuwe bezitters. Hoe de overdracht tot stand was gekomen is niet meer te achterhalen. Maar toen het perceel op 3 oktober 1815 overgeschreven werd op naam Klaas Pieter de Jong werd in de transportakte de bepaling opgenomen dat het zojuist genoemde echtpaar tot 1 mei 1817 zonder betaling van huur dit pand mocht bewonen.8

Op 30 juli 1849 kwam de broodbakker Pieter Noordeloos door middel van een onderhandse akte in het bezit van het huis C 299.9

Na vier jaar zette Klaas Noordeloos zijn handtekening onder het contract. Volgens het Kadasterregister F 136 bleek het een pakhuis te zijn met een oppervak van ongeveer 58 centiare. Klaas gaf er ƒ 150 voor.10

Op 17 maart 1862 ging ’t voor 500 gulden over in handen van Simon Karsten en met zijn handtekening bekrachtigde hij de overeenkomst. Na het overlijden van Karsten werd het pand op 14 april 1868 in een openbare veiling gebracht.
Makelaar Seger Lakenman was door Christianus Karsten samen met Eva, Anna Maria en Petrus Chr. Karsten gemachtigd om tot verkoop over te gaan.
Eerstgenoemde woont op dat moment in Amersfoort en was hoogleraar aan het seminarie der Bisschoppelijke Clerezie.11

Hendrik van Simmeren was echter niet op deze openbare veiling aanwezig, maar had Jacob de Vries, zijn wijnkopersknecht opdracht gegeven om in Van Simmerens naam te handelen . De prijs welke betaald moest worden, bedroeg 670 gulden. Opgemerkt werd dat Van Simmeren reeds in het bezit was van het er naast gelegen pakhuis. Achttien jaar bleef hij in het bezit van de twee pakhuizen.12

Op 1 april 1886 werd in Hotel Igesz op de Dijk, gelegen tussen het steegje Hel en Vagevuur en Spui, een openbare veiling gehouden van twee naast elkaar gelegen pakhuizen. De verkoop vond plaats bij opbod en afslag, waarbij de nieuwe eigenaar 50 gulden moest betalen voor de kaasstellingen in het ene pand. Maarten Sluijter, een van de firmanten van de Firma Minne Sluijter kreeg beide gebouwen voor de prijs van ƒ 1.975.13

Van Minne Sluijter was bekend dat hij als schipper dit beroep had opgegeven en samen met zijn vrouw Elisabeth Knip een kruideniers- en grutterszaak had op nr 157 in de Westerstraat. Om de klantenkring te vergroten ging hij met een kruiwagen met waren en peulvruchten op pad. Hij overleed in 1881. Zijn zoons Jurriaan (die tevens in het bezit is van een maalderij) en Maarten zetten de handel in peulvruchten voort onder de naam Firma Minne Sluijter. De twee pakhuizen werden aan de firma toegevoegd, maar in 1914 ging het fout en
volgde een faillissement.

De zonen van Maarten, Minne en Jan zetten samen de zaak als eigenaars voort. Zij deden goede zaken met het leger en de marine, maar niet eerder dan dat de producten gekeurd en goed bevonden waren.
In 1970 stapte Jan om gezondheidsreden uit het bedrijf. Minne zette de zaak op kleinere schaal voort vanuit zijn woning aan de Breedstraat.
Tenslotte werden de pakhuizen in 1972 aan Stadsherstel verkocht.14

____________

1 Hoorn, Westfries Archief (WFA), Stadsarchief Enkhuizen (SAE), 4964
2 idem
3 idem
4 Chronologische aanteekeningen, betrekkelijk de stad Enkhuizen, van 1732 tot 1807, uit het dagboek van Luijt Hoogland, gewoond hebbend en overleden te Enkhuizen. Enkhuizen 1980.
5 Hoorn, WFA, SAE, 4975
6 Hoorn, WFA, SAE, 4976
7 Hoorn, WFA, SAE, 4977
8 Hoorn, WFA, Notarieel Archief Enkhuizen (NAEh) 1526 (aktenummer. 283)
9 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor I.25 (aktenummer 95)
10 idem
11 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor I.34 (aktenummer 47)
12 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor I.41 (aktenummer 83)
13 Hoorn, WFA, NAEh, kantoor II.120 (aktenummer 7005)
14 Enkhuizen, de bakermat van de familie Sluyter 1660/1993, Jan en Ans Sluyter

Op 7 mei 1972 brak er brand uit in café Het Haventje en trof ook het pakhuis, al kon de brand daar worden beperkt. Niettemin kreeg de geveltop aan de achterzijde van het vuur te lijden. Voor de veiligheid werden daar door Gemeente werken stutten geplaatst.15

Brand in ’t Haventje op 7 mei 1972
bedreigt de panden van Stadsherstel.
Dijk 84 wordt natgehouden om de
schade te beperken.
Pakhuizen aan de Dijk, omstreeks 1950
DE panden Dijk 84 en 86. Herfst 2012
De kelder van Dijk 68, op de achtergrond de trap naar de straat.
De lange balken op de eerste verdieping, gefotografeerd van de voorgevel naar de achtergevel